De vraag "wie ben ik?", of de zoektocht naar de eigen
identiteit van een persoon is zo oud als de mensheid zelf. In talrijke
wetenschappen, zoals de psychologie, de filosofie, de sociale wetenschappen
en sinds kort ook in de neurowetenschappen, duikt deze vraag op. In de
context van de globalisering en als gevolg van de vele migratiebewegingen,
is naast de vraag naar de eigen identiteit, ook de zoektocht naar de plaats
van het individu in de maatschappij een brisant thema geworden (Keupp,
1997, p. 30). Tegelijkertijd is het opvallend hoe er de laatste tijd, wereldwijd,
een toenemende tendens bestaat naar nationale afgrenzing en differentiatie.
Dit proces drukt zich uit in o.m. vreemdelingenhaat en geweld tegenover
vreemdelingen. Precies dit probleem van het behoud van de eigen identiteit,
de basisbehoefte naar vertrouwdheid en sociale samenhorigheid, enerzijds,
en het streven naar openheid tegenover het vreemde, anderzijds, vormt het
thema van dit project "persoonlijke en sociale identiteit" aan de universiteiten
van Keulen en Magdeburg, in Duitsland.
>Hierbij worden verschillende onderzoeksrichtingen, conceptueel
verbonden, zoals het onderzoek naar het 'zelfconcept', en het oudere en
nieuwere 'identiteitsonderzoek', maar ook het onderzoek naar de 'sociale
identiteit'.
Persoonlijke identiteit drukt zich uit in het fenomeen, dat men zichzelf, ondanks individuele ontwikkeling doorheen de tijd en in verschillende situaties en contexten, als " dezelfde" waarneemt (Erickson, 1980). Sociale identiteit drukt zich daarentegen uit in het gevoel van samenhorigheid t.a.v. bepaalde groepen, wat voor het individu identiteitsbevorderend werkt (Tajfel, 1982). Elke persoon beschikt over verscheidene sociale identiteiten, die uit de toehorigheid tot verschillende groepen op micro- en macroniveau resulteren (bvb. familie, vriendenkring, streek waar men woont, stad, provincie, land, Eu). Nationale en culturele identiteit zijn hierdoor als bijzondere vormen van sociale identiteit te beschouwen. Wanneer er bedreigingen voor dit gevoel van de eigen identiteit ontstaan, bvb. door migratie, of sociaal historisch ontstane collectieve schuldgevoelens, (bvb. n.a.v. het nazisme), dan wendt het individu bepaalde strategieën aan, om het eigen gevoel van positieve identiteit weer te herstellen (Tajfel, 1982). Daartoe behoren strategieën, zoals het opwaarderen van de sociale groep waartoe men behoort, en het kleineren van vreemde groepen, die zich in de vorm van vreemdelingenhaat of extreme vormen van nationalisme voordoen en hiermee indirect ook de houding tegenover andere personen en groepen beïnvloeden. Het tegenovergestelde patroon van het minder waarderen van de eigen groep en de identificatie met de andere groep is eveneens denkbaar. Het probleem gaat hier over een complex geheel van relaties vertrekkende vanuit een persoonlijke en sociale identiteit. De definitie van "eigen" en "vreemd", de processen van sociale indeling en individuele afgrenzing staan in een dynamische wisselwerking. De combinatie van het bewaren van de eigen identiteit en de aanvaarding van het vreemde lijkt een moeilijke taak. Deze hypothesen zullen enerzijds vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief; vanuit de verschillende levensfasen in de ontwikkeling, en anderzijds vanuit vergelijkingen op het vlak van regio en kultuur, in de verschillende europese staaten, onderzocht worden.
Betreffend de ontwikkelingsfasen zijn we geïnteresseerd in de beginperiode, de tussenperiode en de eindfase van de puberteit als centrale fasen in de opbouw van de ontwikkeling en de vroege volwassenheid, in het bijzonder de overgang naar het ouderschap als belangrijke stap in de identiteitsontwikkeling. Verdere aspecten zijn de impact van de socialisatieinfloeden op de ontwikkeling van de identiteit, alsook de rol van de ouders als opvoeders, en de transmissie van ouderlijke identiteit op de kinderen.
Het gehele onderzoeksproject is gebaseerd op een theoretisch model (Strukturmodell der personalen und sozialen Identität) dat uitgaat van William Stern's (1918) "kritischer Personalismus" enerzijds en de onderzoeksresultaten van Fend (1994) over "de ontwikkelingen van het zelf in de jeugt", onderzijds. Hieruit volgt dat identiteit als een "unitas multiplex" beschouwd wordt, bestaande uit de componenten
Dit model werd nog verder uitgebreid met het aspect van de sociale identiteit en de relatie tussen persoonlijke en sociale identiteit. Wat het concept, de persoonlijke identiteit aangaat, integreren we functionele modellen voor de identiteitsontwikkeling, zoals het concept van Berzonzky (1989) en het model over de identiteitsregulatie van Hausser (1995), die identiteit als een netwerk ziet van
- "het reflecterende ik",
- "het handelende ik",
- "het reële zelf",en
- "het ideale zelf".
- zelfevaluatie,
- zelfconcept en
- controleovertuiging.
De onderzoeksmethode in het onderzoeksproject is een vragenlijststudie. De ontwikkeling van de onderzoeksinstrumenten, alsook de verschillende voorstudies, worden met succes afgesloten. Parallele vormen voor diverse leeftijdsgroepen en staaten zijn eveneens beschikbaar. Er wordt vanuit gegaan dat de verschillende landen, door hun historische achtergrond en hun nationaal zelfbewustzijn, anders omgaan met belangerijke invloeden op de identiteitsontwikkeling, hetgeen de context bepaalt voor de ontwikkeling van het individu. In het kader van de toenemende europeanisering, zullen landen zoals Duitsland, België, Frankrijk, Nederland en Oostenrijk deelnemen aan het onderzoek, anderzijds ook potentiële kandidaten voor toetreding tot de Europese gemeenschap, zoals Tschechië en Turkije. Bovendien, zal ook Amerika deelnemen als staat met een grote multiculturele ervaring en achtergrond.
Projekt-Homepage: Personale und soziale Identität